Als de dakloze

Richard denkt dat het zijn baas geeneens zou opvallen als hij met een Elvis Presley zonnebril zijn kantoor zou binnen stappen. Ze maken toch nooit oogcontact. Zijn Algemeen Directeur is kortaf en afwijzend ten opzichte van hem. Lastig, want als Manager IT en Productontwikkeling heeft Richard regelmatig dringende kwesties die hij kort met hem wil bespreken. Dan volstaat de mail of telefoon niet.

Richard somt strategieën op die niet geholpen hebben: vragen of het nu uitkomt, stevig beginnen met het belang van de kwestie, vertrekken en drie minuten later terugkomen. Ook om half zes langs gaan en voorzichtig aan de orde stellen dat het niet helemaal goed tussen hen loopt, levert een kort knikje op en uitzicht op een brede rug.

Dan schiet mij een incident te binnen. Ik sta te wachten op het Centraal Station en zie hoe daar een dakloze rondloopt en mensen vraagt om zijn krantje te kopen. Hij heeft niet veel geluk: iedereen reageert afwijzend. Een jonge man, die staat te leunen tegen een pilaar, reageert helemaal niet. De dakloze gaat dichterbij staan, buigt naar de jongeman toe en stelt de vraag nog eens. Geen tekst, geen wegdraaiend hoofd of wuivende hand, geen enkele beweging. Ik voel me opeens betrokken bij de dakloze en blijf kijken. Die zet een stap achteruit, kruist verontwaardigd de armen voor zijn borstkas en gaat de jongeman aan staan kijken. Geen effect. Ik denk met hem mee: ‘wat nu?’. Hij is even besluiteloos, zwaait dan een krantje voor het gezicht van de jongeman, vraagt hem als het ware of hij blind is. Niks. De dakloze is nu helemaal nijdig en ik voel met hem mee. Dat hij bij het weglopen nog iets bozigs over zijn schouder roept, begrijp ik volkomen.

Terug naar Richard. Ik speel zijn Algemene Directeur en Richard probeert een arsenaal aan strategieën om contact te maken op mij uit: hij vraagt, pleit, bedelt, mokt, daagt uit, wordt boos en als hij het uiteindelijk niet meer weet blijft hij staan, gefrustreerd en geïrriteerd. Dat duurt een tijdje. Dan lijkt hij een besluit te nemen en zegt simpelweg ‘ik baal ervan dat je me negeert’. Het smeken en beschuldigen is weg, hij staat er gewoon en zegt dat hij baalt.

Richard vond het waanzinnig moeilijk om te blijven staan. Dat voelde voor hem alsof hij het spel verloren had terwijl hij er alles wilde aan doen om te zorgen dat het goed kwam. Allerlei gedachtes waren door hem heen geschoten, maar uiteindelijk had hij zich vastgehouden aan eentje: ‘mijn werk is van belang’. Toen realiseerde hij zich dat het niet om een persoonlijk contact ging, en dus ook niet om een persoonlijke afwijzing. In één klap kon hij zijn hele kwestie van een afstandje overzien. Simpelweg zeggen hoe hij zich voelde was opeens niet meer moeilijk en hij kon kalm de reactie daarop observeren. De directeur noch het contact zijn hierdoor veranderd, maar Richard voelt zich minder tekortschieten, realistischer, onafhankelijker.