Even friemelen

Op een late zaterdagmiddag wisselen we huis- tuin- en keukenverhalen uit met een aantal buren bij een biertje en harinkje. Verschillende vrolijke gesprekken zijn tegelijk gaande. Na een tijdje friemelt Alex met duim en wijsvinger aan het zakje met haringen dat onaangeroerd op tafel staat. Hij zegt niks. De gesprekken verstommen, we kijken hem aan, hij kijkt terug met een ‘nou?’. Iemand staat op loopt met het zakje haringen naar de keuken. We lachen.

Later die week werk ik met vijf leidinggevenden van een groot administratiekantoor die steviger in hun rol willen optreden. We onderzoeken hoe je onnadrukkelijk, woordloos kunt sturen. De een trommelt met zijn vingers en kijkt op zijn horloge, een ander schraapt zijn keel, kijkt de groep vragend rond en zegt niks, een derde schuift haar stoel hoorbaar naar achteren en werpt een blik uit het raam. Met deze acties is de aandacht getrokken, de boodschap helder (‘schiet op nou’, ‘wat vindt de rest?’, ‘hier heb ik niks mee te maken’) en die tijding komt áán. Dan probeert iemand een wat langere variant uit: hij kijkt de kring rond, fronst zijn voorhoofd, pakt zijn aantekeningenboekje, bladert terug, leest een tijdje aandachtig wat daar staat en richt zijn blik bedachtzaam weer op ons.

Ik juich vanbinnen bij dit ondubbelzinnige, zwijgende verhaal. Het is helder, we raken gefocust op vragen als ‘doen we wel wat we afgesproken hebben?’ en ‘hebben we niet iets over het hoofd gezien?’. We zwijgen even. Zo’n sturing, die focus en stilte teweegbrengt, dat is mijn absoluut favoriet. Het gaat vervolgens geheid om essenties.

De leidinggevenden zijn blij met de ontdekking dat je niet altijd volop in de schijnwerpers hoeft te stappen om te kunnen sturen. Ze zien zich dit wel doen. We verkennen hoe dit kan werken in concrete situaties die bij hen spelen. Het blijkt dat je goed moet weten wat je wilt zeggen, dat alleen al de vraag ‘huh?’ mobiliserend werkt, maar dat je zo veel meer kunt ‘zeggen’. Wie je aankijkt en hoe lang heeft bijvoorbeeld ook een enorm sturend effect.
Maar het allerbelangrijkste – en voor de meesten het moeilijkste – is om lang genoeg te zwijgen, om er na je interventie neutraal, rustig, stil bij te zitten. Je verdraagt het dat mensen als levende vraagtekens aan tafel zitten, dat ze het even niet weten, zich oncomfortabel voelen, naar jou kijken om dit te laten eindigen. En dat mag, moet even duren, het is de kritische succesfactor van je ingreep. Je weet niet precies hoeveel seconden, zo lang het ook maar nodig is. Je weet nooit wát, maar dan gebeurt er iets.

De haringen worden uitgepakt, schoongemaakt en op tafel gezet. Alex leunt tevreden achterover en de gesprekken worden hervat. Iemand mompelt ‘die Alex, heeft geeneens zijn stem gebruikt’ en ik zie dat er een miniem glimlachje op zijn gezicht verschijnt. Ik hoor hem denken ‘er is ook niks voor nodig om de mensen in beweging te krijgen: even friemelen en je hebt het voor elkaar’.