Het beest temmen

Jaap vertelt dat hij nog maar kort in dienst was als afdelingsmanager van het logistieke concern toen hij ging spreken voor de top 200. Hij voelde zich redelijk goed voorbereid en was er rustig naartoe gegaan. Het trillen had pas toegeslagen toen hij zijn naam door de luidspreker hoorde. Volkomen verrast was hij over zijn ademnood bij de klim naar het podium, de droogte in zijn mond, de onvaste, klamme hand waarmee hij zijn papieren vast hield. Eenmaal midden op het podium vermeed hij oogcontact met het publiek, keek op zijn papier en over de mensen heen. Het leek vervolgens alsof een beest zijn keel dichtkneep, zijn beeld ging op zwart. Hij lag languit op de vloer toen hij zijn ogen weer opende.

Dit wil Jaap nooit meer meemaken. Binnenkort is de volgende jaarlijkse bijeenkomst en hij heeft besloten om weer het podium op te klimmen – en het er dit keer goed vanaf te brengen.

We bespreken wat hem het meest nerveus heeft gemaakt. Hij was snel tevreden geweest met de tekst en slides van de communicatieafdeling. Maar toen het publiek na de aankondiging al voor hem begon te klappen, had hij zich onmiddellijk afgevraagd ‘wie zijn deze mensen?’, ‘wat heb ik ze eigenlijk te zeggen?’en ‘wat willen ze van me horen?’. Tijdens de eeuwigdurende wandeling het podium op, was er op deze vragen geen enkel antwoord gekomen en nog voordat hij de eerste trede van de trap betrad, schaamde hij zich daarvoor en voelde zich ineens dik, onhandig en oliedom. Zo bezien was het flauwvallen een welkome escape.

De conclusie is snel getrokken dat hij zich intensiever met de voorbereiding gaat bemoeien, de belangstelling van het publiek onderzoeken en nadenken over de essentie van zijn verhaal. Hij komt terug met een voorlopige opzet en we zoeken de zaal op waar hij over een paar weken zal staan. Daar loopt hij onbevangen naar het podium en het zweet breekt hem uit. Hij loopt eerst te tieren van irritatie en constateert tenslotte: hij is bang dat het beest hem weer overrompelt.

Nu is het zaak dat Jaap de zaal en het podium in bezit neemt. Hij loopt rondjes op het podium, leert alle hoeken ervan kennen, voelt zich vrij om overal te zijn: achterin, opzij, helemaal vooraan. Hij kijkt het publiek aan vanuit verschillende perspectieven, loopt de zaal in om daarvandaan te kijken, beklimt keer op keer het trappetje. Hij werkt zich het schompes. Overrompelende gevoelens blijven zich aandienen, hij voelt zich fysiek verstrakken, het beest dient zich aan. Dan moet hij zich dwingen om te stoppen – waar hij ook is – stevig te zuchten, en ruim om zich heen te kijken, zodat hij kan besluiten wat hij verder wil doen, zeggen of laten zien. Als dat lukt, als hij de tijd neemt, voelt hij langzamerhand dat hij het beest kan temmen.