Het gapende gat

Tussen kerst en oudjaar belt Gabriëlle me op met de vraag of ik op hele korte termijn tijd heb om met haar te werken. De directeur had haar op de kerstborrel gevraagd om de nieuwjaarstoespraak te houden. ‘Je bent al een paar maanden plaatsvervangend directeur, het wordt tijd dat de mensen er iets van merken’ had hij gezegd. Zonder na te denken had ze ingestemd en tijdens de kerstdagen was ze vruchteloos gaan tobben over wat ze dan in vredesnaam moest zeggen.

Twee jaar geleden heb ik al eens met Gabriëlle gewerkt aan haar toen nieuwe rol als afdelingshoofd. Ze was vanuit het team gepromoveerd en meteen was het minder gezellig geworden onderling. Als ze suggesties in de vergadering inbracht werden die als besluiten opgepakt. Daar was ze toen van geschrokken.

Inmiddels is ze in die rol gegroeid en voelt ze zich er senang. Ze vertelt me bewust de momenten te kiezen waarin ze beschikbaar is voor contact met collega’s of medewerkers en is blij met de ruimte die ze daarmee voor zichzelf creëert. Gabriëlle is volwaardig lid van het MT en voelt zich gewaardeerd en gesteund door deze groep collega-afdelingshoofden. Maar sinds ze naast afdelingshoofd ook tot plaatsvervangend directeur is benoemd, onderscheidt ze zich opnieuw van haar collega’s. ‘Ik heb geen idee hoe ik die nieuwe rol moet invullen. Zolang ik daar geen duidelijk beeld van heb, kan ik toch niet de nieuwjaarstoespraak houden?’

Ik denk onmiddellijk aan hoe ik me voel als ik ga skiën. De eerste dag sta ik dan bovenaan de helling op mijn ski’s, kijk naar mensen die soepel voorbij zoeven en weet ‘dat kan ik niet’. Dit overkomt me al jaren en toch moet ik telkens weer mijzelf een enorme zet geven en in het gapende gat stappen – oftewel daadwerkelijk gaan skiën. Pas na de eerste paar bochten ben ik gerustgesteld dat mijn lichaam nog weet hoe het moet.
Ook andere verhalen schieten me te binnen die illustreren dat je pas weet of je iets kunt als je het doet, maar ik realiseer me dat dit uitleggen wel heel erg contra de essentie van de boodschap is. Gabriëlle moet iets dóen.

Ik nodig haar uit om te gaan staan en vraag haar hoe dit afdelingshoofd – die tevens plaatsvervangend directeur is – voor de groep staat. Ook wil ik weten hoe zij tegen haar medewerkers en collega’s aankijkt die straks haar nieuwjaarstoespraak gaan beluisteren. Gabriëlle gaat op twee voeten staan, ademt uit, recht haar rug en zegt: ‘Deze plaatsvervangend directeur / afdelingshoofd ziet mensen die weten wat haar functie is en dat ook niet betwisten.’ Ze giebelt en gaat door: ‘De mensen kijken afwachtend en zijn welwillend-nieuwsgierig naar wat ze te zeggen heeft.’ Ik blijf in de derde persoon enkelvoud praten en vraag: ‘En, wat heeft ze te zeggen?’ Ze pauzeert en zegt: ‘Ik wil jullie allereerst allemaal een erg gelukkig nieuwjaar wensen’. Ze is in het gat gestapt – en ze kán het.