Het rondje

Rond een vuurkorf in een Odijkse tuin wisselen we een avondlang werkverhalen uit van lang geleden. Het is een reünie van wat voor de meeste van ons de eerste baan was. Het woord ‘werkoverleg’ valt en we roepen in koor ‘oh ja, het rondje!’. Elke maandagochtend begonnen we met om de beurt iets te vertellen over hoe ons weekend was geweest, wat er afgelopen week goed gegaan was of beter moest: in de cursussen, de contacten met klanten, met de buren thuis, alles onder de overkoepelende vraag: ‘hoe zit je erbij?’. We lachen er nu om.

Op weg naar huis vraag ik me af hoe we tegenwoordig op het werk met gevoelige zaken omgaan en dan denk ik aan Jeroen.

Als beleidmedewerker bij een non-food bedrijf had Jeroen een plan gepresenteerd aan afdelingshoofden over de samenvoeging van hun afdelingen. Het plan had hij met betrokkenen voor besproken en hun commentaren had hij verwerkt. Maar in de vergadering was het plan toch stevig bekritiseerd en Jeroen werd er volledig door overvallen. Hij bevroor, zei niets en dacht ‘jullie kunnen allemaal de boom in’. Als hij wel had gereageerd, wist hij van zichzelf, dan zou hij hebben gescholden, getierd en op de man gespeeld. Niet de beste manier om steun voor zijn plan te verwerven.

Maar zwijgend aanhoren hoe zijn plan werd neergesabeld, had hem ook niet erg geholpen. Zijn berekeningen en genuanceerde argumenten, het bedrijfsbelang, de overeenstemming die hij vooraf bereikt had, het was allemaal ineens verdwenen. Jeroen had het niet meer paraat gehad, hij was ineens uit zijn rol gewipt. Hoe zou hij een volgende keer ondanks alles in zijn rol kunnen blijven?

Ik heb Jeroen aangemoedigd om een rustige toon en afgewogen woordkeuze te combineren met het zeggen wat hij te zeggen heeft. Hij deed een reeks pogingen en formuleerde tenslotte voorzichtig ‘in onze voorbesprekingen kreeg ik de indruk dat we samen op een spoor zaten; vertel, wat is er veranderd?’ Deze variant voelde iets te onderkoeld, dus zocht en worstelde hij verder. Zodra hij iets van zijn gevoelens liet zien voelde hij zich enorm kwetsbaar.

Ik ben geneigd om te zeggen ‘spring uit de band, zorg dat wat nodig is gezegd wordt en zit niet te miepen over de manier waarop’. Maar laat ik het beschaafder zeggen. Het is je taak om in te brengen waar het je om gaat. En ja, daar ben je op te pakken en ja, dat maakt je kwetsbaar, maar dat is wel zo duidelijk. En zinvol. Zeker als een zorgvuldig voorbereid plan van tafel dreigt te verdwijnen, samen met je reputatie. Dan moet je wat.

Door het rondje ‘hoe zit je erbij?’ kregen we destijds wel oefening in het onder woorden brengen van onze vreugde en verdriet op het werk. Maar het lijkt nu wat naïef om te denken dat dit echt uitmaakt. Het wordt immers pas echt als je in elf paar afkeurende ogen kijkt en je volkomen verrast en overrompeld bent.