Rijden met je ogen dicht

De twee compagnons waar ik mee werk, geven leiding aan hun eigen grafische bedrijf, dat bekend staat om hun verrassende, kleurrijke designs. Ze treden altijd als duo op, zorgen ervoor dat ze precies weten wie wat wanneer zegt en welk beeldmateriaal daar bij past. Er wordt bijzonder weinig aan het toeval overgelaten. Toch krijgen ze na afloop steevast sceptische vragen en in de evaluaties zijn er altijd mensen die opschrijven dat ze strak en streng overkomen. Daar willen ze vanaf.

Ik kijk naar hun optreden. Het komt indrukwekkend over maar er mist iets… ik mis contact. Er wordt over mijn hoofd heen gepraat en besluit dat er ruimte is voor meer dialoog met de zaal. We verzamelen wat hun toehoorders mogelijk denken en zoal kunnen zeggen in reactie op hun verhaal en ik nodig hen uit om de scherpste vragen en opmerkingen op te nemen in hun presentatie. Dat levert teksten op als ‘als u dit hoort denkt u misschien wel ….,’ en ‘maar waarom kiezen we voor de langere doorlooptijden? Is dat niet juist ongunstig voor de opdrachtgevers?’ De compagnons zijn in eerste instantie sceptisch over deze aanpak, beducht voor het uitnodigen van de kritiek die er misschien geeneens is.

In de National Portrait Gallery in Londen zag ik pas de foto, die Chris Levine maakte van Queen Elizabeth ll. Ik beschrijf aan hen hoe ze kaarsrecht zit, een witte mantel met bontkraag om haar schouders, een tiara op haar grijze haren. En …. ze heeft haar ogen gesloten. Deze koningin, de uitvinder van het gereserveerde gedrag, iemand die uit hoofde van haar functie openlijk alles onder controle heeft, die alles en iedereen op kilometers afstand houdt. Wij mogen haar zien met haar ogen dicht? Ik zie een zacht gezicht, innerlijke reflectie, overgave en ben opeens in haar geïnteresseerd. Ik stel me voor dat ze vast wel eens haar kinderen onterecht heeft uitgefoeterd, dat ze net als ik over haar angsten droomt. Ze stapt als het ware de perfectie voorbij. Waar ik tot dan toe alleen afstand en een lichte weerzin voelde, merk ik ineens dat ik best met haar zou willen praten.

De volgende keer dat ik de compagnons spreek hebben ze de dialoog uitgeprobeerd in een optreden voor zo’n honderdvijftig mensen. Ze vertellen dat tot hun schrik hun verhaal werd onderbroken door vragen. Eerst hadden ze de neiging om te zeggen, ‘vragen graag na afloop’, maar met onze sessies in gedachten waren ze erop ingegaan. Het was een beetje rommelig geworden, ze moesten manoeuvreren van de ene vraag naar de andere en vervolgens zoeken waar ze het verhaal weer op konden pakken. Terwijl een van hen dat hardop zei, had de ander kalm een slok water genomen en toen geweten hoe het verder moest. ‘Per ongeluk autorijden met je ogen dicht’ zo verwoorden ze de ervaring na afloop. Doodeng om te doen, maar ze voelden wel wat en dat was zichtbaar. En het publiek waardeerde dat, de evaluaties waren stukken beter.